Oogafwijkingen
Er zijn verschillende oogafwijkingen waardoor je slechter ziet, maar die met een bril gecorrigeerd kunnen worden.
Bijziendheid (Myopie)
Als je bijziend bent, ervaar je problemen om dingen op afstand scherp te zien. Iets wat juist dichterbij je ogen is kun je nog wel scherp zien. Lichtstralen vallen het oog binnen via het hoornvlies en gaan via de pupil naar de ooglens en vallen achter de ooglens samen in één punt. Als je bijziend bent, valt het brandpunt van de gebroken lichtstralen vóór het netvlies in plaats van erop, waardoor objecten van een afstand wazig lijken. Om dit te corrigeren wordt een brillenglas met ‘min’-sterkte gebruikt. Een negatieve lens trekt de lichtstralen iets uit elkaar, zodat het brandpunt naar achter verschuift en weer netjes op het netvlies afgebeeld wordt. Daardoor ziet de drager weer scherp.
Oorzaken bijziendheid
- Asmyopie: het oog is te lang (de afstand tussen het hoornvlies en het netvlies is te groot)
- Brekingsmyopie: de ooglens of het hoornvlies is te bol
- Congenitale myopie: een klein percentage kinderen wordt bijziend geboren
- Juveniele myopie: door de toename van de lengte van het oog, ontstaat er bijziendheid tussen het 5e en 16e Vroeggeboorte en weinig buitenspelen zijn risicofactoren bij het ontstaan van juveniele myopie. Ook het veelvuldig werken achter beeldschermen draagt bij aan het ontstaan.
Verziendheid (Hypermetropie)
Bij verziendheid kun je veraf nog wel scherp zien zonder bril, maar dichtbij niet meer. Bij hypermetropie vallen de lichtstralen achter het netvlies, waardoor je vooral dingen die dichtbij zijn wazig gaat zien. Dit geeft problemen met lezen, maar bij oudere mensen vaak ook met verzien. In dit geval is er een brillenglas met ‘plus’-sterkte nodig. Dit glas is dikker in het midden en dunner aan de randen, waardoor de lichtstralen naar binnen worden gebogen. Ze vallen dan weer samen op het juiste brandpunt en zo wordt het zicht weer scherp.
Oorzaken verziendheid:
- Het oog is te kort (de afstand tussen het hoornvlies en het netvlies is te klein)
- De ooglens of het hoornvlies is te plat.
Kinderen of jonge mensen hebben soms weinig klachten van onscherp zien, omdat hun ogen ter compensatie kunnen accommoderen (ze passen zich aan). Er kunnen wel klachten zijn van scheelzien, vermoeidheid en hoofdpijn.
Als je ouder wordt, kan je ooglens minder opbollen en word je vanzelf (in bepaalde mate) verziend. Dit begint vaak met problemen bij lezen, daarna wordt ook het veraf zien slechter.
Ouderdomsverziendheid (presbyopie)
Na het veertigste levensjaar gaat je vermogen om dichtbij te zien achteruit, waardoor je op een gegeven moment een leesbril nodig kunt hebben. Je krijgt dan problemen om kleine lettertjes te lezen. Het lezen van een computerscherm gaat door de grotere leesafstand in eerste instantie vaak nog wel goed.
Bij mensen van begin 50 kan de ooglens wat stijver worden. Hierdoor zie je ook van dichtbij wat beter. Er is dan een minder sterke bril nodig.
Astigmatisme (cilinderafwijking)
Als het oog niet overal dezelfde sterkte heeft, bijvoorbeeld als er horizontaal een andere sterkte is dan verticaal, dan is dit astigmatisme. Bij astigmatisme is het hoornvlies ovaal in plaats van rond, waardoor het licht niet op het juiste deel van het netvlies valt en het zicht wazig wordt. Of mensen zien een opgerekt beeld dat in één richting vervormd is. Een cilinderafwijking kan leiden tot bijziendheid, verziendheid, of beide. Cilindrische glazen (torische glazen) helpen meestal om het beeld te corrigeren De glazen kunnen een min- of plussterkte hebben, afhankelijk van het soort astigmatisme.
De cilinderafwijking is niet altijd horizontaal en verticaal. Er is een bepaalde asrichting, die aangegeven wordt in graden.
Dubbelzien (diplopie)
Bij diplopie zie je twee beelden tegelijkertijd. Dubbelzien kan met beide ogen voorkomen (binoculaire diplopie), maar ook met één oog (monoculaire diplopie). Sommige mensen zien de dubbele beelden naast elkaar, maar ze kunnen ook boven elkaar te zien zijn. De beelden kunnen statisch t.o.v. elkaar te zien zijn, maar ze kunnen ook verschuiven. Dubbelzien veroorzaakt motorische problemen met lezen en schrijven, misstappen en mispakken en geeft ook vaak lichamelijke klachten als hoofdpijn, duizeligheidwazig zicht en vermoeide ogen. In veel gevallen kan een prismabril helpen. De in de brillenglazen geslepen prisma’s zorgen ervoor dat je ogen een beetje scheef kijken, waardoor je oogspieren zich niet zo hoeven in te spannen. Prismaglazen zijn niet zo heel groot, dus ze passen bijna in alle reguliere monturen.
Brilrecept/Brilvoorschrift
In het brilrecept vind je de gegevens van de oogmeting door de opticien, optometrist of oogarts. Aan de hand van dit brilvoorschrift wordt bepaald welke correctie nodig is om weer optimaal te kunnen zien. Het geeft ook aan hoe de brillenglazen geslepen moeten worden en op de juiste manier in het montuur gezet. In het brilrecept staan beschreven:
- De sterkte (De sferische afwijking (S), met plus voor verziendheid en min voor bijziendheid.
- De sterkte van de eventuele cilinderafwijking (C)
- De asrichting (As)van de cilinder, uitgedrukt in graden (0-180°)
- De sterkte van het leesgedeelte (ADD), bij multifocale glazen
- De pupilafstand (PD), uitgedrukt in milimeters
- De hoogte van de pupil, gemeten vanaf de onderkant van het brillenglas, uitgedrukt in milimeters
- De prisma (BAS)
Omdat je ogen en dus ook de benodigde correctie veranderen, raden wij je aan om geen brilrecepten te gebruiken die ouder zijn dan twee jaar.